zaterdag 26 december 2015

Waarom de welgestelde mens de armen nodig heeft

Dit is een vertaling van: http://lifereconsidered.com/2015/12/01/why-the-affluent-need-the-poor/

Het lijkt vanzelfsprekend dat de armen de 'rijken' of welgestelden nodig hebben. Wat minder logisch lijkt, is dat de welgestelden ook de armen nodig hebben. Ik ben echter overtuigd dat, terwijl armen de welgestelden nodig hebben om materieel vooruit te geraken, juist de welgestelden zich nooit ten volle geestelijk kunnen ontwikkelen zonder de inbreng van de armen.

Als ik spreek over 'welgestelden', heb ik het over mensen in de volgende dagelijkse realiteit: Ze hebben ruime keuze aan fatsoenlijke voeding, toegang tot kwaliteitskledij die past, veilig en stabiel onderdak, schoon stromend water, een comfortabele slaapplaats, redelijk hoge veiligheid, betrouwbaar vervoer, nauwe banden met mensen die je kunt vertrouwen in een noodgeval. Je hoeft je geen zorgen te maken om je gezin twee maaltijden per dagen te geven, je hoeft niet te kiezen tussen het kopen van eten en het betalen van je energiefactuur. Je hoeft niet bang te zijn om ieder moment dakloos te worden en je hebt een breed sociaal netwerk. Als dit op jou van toepassing is, zelfs al heb je het soms financieel krap, dan behoor je tot mijn categorie van 'welgestelden'.

Dus waarom hebben de welgestelden de armen nodig? Omdat welvaart die niet gebalanceerd en geïnformeerd wordt door dagelijkse, betekenisvolle interactie met mensen aan de rand van de maatschappij, vergif is voor het christelijk geloof! Ik ben ervan overtuigd dat dit de reden is waarom Jezus tegen zijn discipelen zei dat zijn volgelingen zouden worden gekenmerkt door het eten geven aan de hongerigen, het te drinken geven aan de dorstigen, de gastvrijheid voor immigranten, het kleden van de naakten en de zorg voor de zieken en gevangenen. De beschrijving in Matteüs 25 waarin Jezus onderscheid maakt tussen de schapen en de bokken, moet ons allemaal doen stilstaan en onszelf onderzoeken. Wat hij beschrijft gaat veel verder dan het doneren aan goede doelen, het ondersteunen van zendelingen die dit werk in het buitenland doen, of af en toe bij te dragen met voedsel en kleding. Het is een levensstijl die een hart voor kansarmen weerspiegelt - een hart dat de vooroordelen van de maatschappij overwint en die overvloedige liefde betoont aan mensen die de samenleving liever overboord gooit of opsluit.

Ongeacht welk land, werelddeel of periode in de geschiedenis we over spreken, de mensen wiens leven wordt geplaagd door honger, dorst, naaktheid, verlies van land, ziekte en opsluiting zijn vaak de mensen van achtergestelde etnische, sociale of religieuze groepen die door het gros van de maatschappij worden gewantrouwd, op wie wordt neergekeken en die worden afgewezen. Juist daarom, als welgestelden een levensstijl volgens Matteus 25 willen leven, kunnen ze dat niet zonder vriendschappen met mensen die heel anders zijn dan zijzelf. We kunnen dat niet doen zonder continue onze eigen voorkeuren, vooroordelen, gevoeligheden onder de loep te nemen, het kan niet zonder tegen de maatschappij in te gaan, je kunt daar niet omheen.

Hier komt het probleem: Wij, welgestelden, kunnen zelfs een beetje ongemak bijzonder moeilijk verdragen. We hebben drukke schema's en klagen over trage rijen bij de kassa en over het fileprobleem. We doen liever een schenking aan een goed doel dan dat we ons dagelijks leven zouden herschikken voor mensen met complexe problemen. Maar het schenken van 500 euro aan de voedselbank is een heel andere ervaring dan het luisteren naar een arme die je haar levensverhaal vertelt terwijl met haar door een deel van de stad rijdt dat je nog nooit eerder gezien hebt en haar helpt een paar boodschappen te doen, hetgeen haar zonder jou een week tijd zou kosten. Zal de gift een verschil maken? Absoluut! Het zal een tastbaar verschil zijn voor vele hongerige mensen in de stad. Maar het zal jou niet veranderen, het is te ver-van-je-bed. Er is geen relatie, geen uitwisseling, geen wederkerigheid.

Wat we eerst als ongemak ervaren, wordt door relaties omgekeerd. Het verschuift van ongemak naar nieuw perspectief, dan naar empathie en uiteindelijk naar liefde. Ik was overgevoelig voor de ongemakken in mijn leven, tot ik wakker werd en ontdekte dat voor mensen aan de rand van de maatschappij, het leven één groot, nooit eindigend ongemak is. Niets is gemakkelijk voor hen en zelfs eenvoudige dingen duren vier keer zo lang als voor mij. Iemand aan de rand, heeft geen ruimte. Hij is altijd een haar verwijderd van een grote crisis, ongeacht hoe hard hij werkt.

Mijn vriend Mac is een ex-gevangene die 4 maanden doorbracht in de gevangenis tussen eind 2001 en begin 2002. Door zijn strafblad heeft hij het moeilijk een vaste job te vinden. Maar hij is nooit bang geweest van hard werken, dus de afgelopen 13 jaar is hij erin geslaagd om allerlei tijdelijke jobs achter mekaar te doen om toch te voorzien in een inkomen voor hemzelf en zijn vrouw. Dat wil zeggen, totdat hij onlangs echt ziek werd en tijdelijk arbeidsongeschikt werd. De harde logica in zijn leven ziet er zo uit: geen werk = geen voedsel en geen geld voor huur = dakloos, hongerig, en op straat binnen een week.

Mijn eigen ongemakken zijn me iets minder hard gaan storen.

Er is een schril contrast tussen de neiging tot verveling en existentiële crisissen onder mijn rijke vrienden, zelfs bij de fulltime zendingswerkers, enerzijds, en de dagelijkse nabijheid van de werkelijke crisis bij mijn arme vrienden anderzijds. Dit contrast resulteert in de volgende paradox: tegenslag en strijd versterken geloof en moed bij de arme, maar bij de welgestelden veroorzaken ze vaak twijfel, angst en cynisme. Ik ben de tel kwijtgeraakt van het aantal middenklasse-kinderen die in de kerk zijn opgegroeid, maar die bij hun eerste echte crisis niet voldoende geestelijke ervaringen konden opbrengen om hen er doorheen te helpen. Die kinderen kregen alle kansen van hun ouders en kregen allerlei theologisch onderwijs, maar hun geloof werd verstikt en uitgehongerd omdat ze zo comfortabel gescheiden leefden van mensen aan de rand van de maatschappij, mensen van wie ze zoveel waardevolle dingen hadden kunnen leren en in wie ze Jezus op krachtige wijzen hadden kunnen ontmoeten. 


Om mensen aan de rand van de maatschappij werkelijk te leren liefhebben, moet er een verandering van denken komen, van liefdadigheid naar vereenzelviging met de ander. We moeten hun levens en verhalen binnenstappen en ons vereenzelvigen met hun worstelingen. We moeten ook hen toelaten in ons leven om zo onze worstelingen uit te dagen. Met liefdadigheid ontvang je macht over de ander, maar met vereenzelviging leg je die macht juist af. Liefdadigheid is gemakkelijk onder controle te houden, vereenzelviging met de ander is oncomfortabel, onvoorspelbaar en ongemakkelijk. Met liefdadigheid ben jij de held, met vereenzelviging in Christus jouw held en de ander zijn held.

Deze verandering van denken is niet gemakkelijk voor de welgestelden. Het is alsof je iemand die nooit traint, vraagt om met een thriatlon mee te doen. Stel je eens voor. De eerste training zou verschrikkelijk zijn. Je zou zeggen 'Dit is te moeilijk, dit wil ik niet nog eens doen!'. Anderzijds, als je jezelf toewijdt om te blijven trainen, zul je na een tijdje merken dat je lichaam niet continue meer in pijn is, je zult inder klagen, je spieren groeien en je kijkt zelfs uit naar de volgende training.

Je hoeft niet perfect te weten waar te beginnen. Bid gewoon vandaag "Heer, waar begin ik?". Vertrouw me, God zal antwoorden. Hij weet wat je nodig hebt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten